OGO staat voor ontwikkelingsgericht onderwijs en is gebaseerd op de ontwikkelingspsychologie van Vygotsky. Binnen OGO gaan we ervan uit dat kinderen tot leren komen door middel van interactie met de ander en/ of zijn/ haar omgeving.
Ontwikkelingsgericht onderwijs werkt met thema’s. Een thema duurt circa zes tot acht weken. Het is daarom noodzakelijk dat je met een thema verschillende kanten op kan. Het is van groot belang dat de kinderen het thema interessant vinden. Vaak komt er in de klas een onderwerp naar voren, waar de kinderen meer over willen weten. Dat werkt de leerkracht dan uit tot een thema.
Een thema begint altijd met startactiviteiten die de nieuwsgierigheid van de kinderen prikkelen en hen verbinden met de inhoud, zoals een bezoek aan een museum, een prikkelende tekst of een aansprekende foto.
Thema’s worden afgesloten met een bijzondere activiteit, waarbij ook vaak de ouders betrokken worden. Een voorbeeld is bijv. een eigen kunsttentoonstelling in de klas.
Thema’s die de afgelopen jaren op de Kindercampus zijn uitgewerkt: Wij tuinieren, We redden Artis, De Rechtbank, Het soeprestaurant, Helden en iconen.
Zone van de naaste ontwikkeling
Een centraal concept binnen OGO is de zone van naaste ontwikkeling. De zone van naaste ontwikkeling bestaat uit die activiteiten die een kind wel wil uitvoeren, maar die het nog niet zelfstandig kan uitvoeren. Het heeft hiervoor een ander nodig: een meerwetende partner.
Binnen OGO sluiten we aan bij de interesse van het kind, maar we proberen het kind ook altijd een stapje verder te brengen in zijn of haar ontwikkeling door het kind nieuwe handelingen te leren. De hulp van de leerkracht loopt dus altijd iets vooruit op de ontwikkeling van het kind.
Sociaal culturele praktijk
Binnen OGO wordt ontwikkeling beschouwd als het steeds beter kunnen deelnemen aan sociaal-culturele activiteiten. Een sociaal-culturele activiteit is bijvoorbeeld winkelen: een activiteit die je terugziet in onze samenleving en waar allerlei (impliciete) regels aan zijn verbonden. Een regel bij het winkelen is bijvoorbeeld dat je betaalt als je iets koopt.
Deelnemen aan een sociaal-culturele activiteiten
Deelnemen aan sociaal-culturele activiteiten gebeurt alleen als leren betekenisvol is. Binnen OGO wordt betekenisvol leren beschouwd als leren waarbij ruimte is voor de bedoeling van de leerkracht én de betekenis van het kind. De leerkracht weet welke doelen in een bepaalde periode moeten worden behaald. We zoeken voortdurend naar een balans tussen de bedoeling van de leerkracht en de betekenis van het kind. Alleen dan is er sprake van betekenisvol leren.
Wanneer de balans in een activiteit doorslaat naar de bedoeling van de pedagogisch medewerker/leerkracht (zoals bijvoorbeeld bij ongevraagde directe instructie vaak het geval is), zal de activiteit geen betekenis hebben voor het kind en de ontwikkeling daardoor in de weg staan. Wanneer de balans in een activiteit doorslaat naar de betekenis van het kind, bestaat er een kans dat een kind niet of onvoldoende leert deel te nemen aan sociaal-culturele activiteiten.